Reactie van waterbouwkundig ingenieur W.B.P.M.(Wil) Lases.
WATERFORUM Zuidwestelijke Delta.
 7 februari 2014 
 
De nieuwe Programmadirecteur van de Zuidwestelijke Delta
hield begin februari een voordracht voor De Levende Delta in de Stenge in Heinkenszand. Het verbaasde me dat de presentatie startte met een kaartje van de situatie in 1500. Het plaatje suggereerde dat de Westerschelde heel breed uitliep en dat we daarna veel hebben bedijkt. Bij dat kaartje hoort een heel verhaal, want anders ontstaat een verkeerde voorstelling.
In de loop der eeuwen heeft juist menselijk handelen de vergroting van de Westerschelde bevorderd.
Los van de nauwkeurigheid geeft het kaartje als begrenzing van water en land de toenmalige dijken aan.
Maar de grens tussen land en water is een andere dan de dijk. 
Want....Die dijken werden hoog op het land aangelegd met de hand, de schop en de kruiwagen, om niet bij de eerste de beste hogere vloed weggespoeld te worden bij de aanleg. Er was dus een hoop voorland, dat meestal wel gebruikt werd, maar meer en meer werd prijs gegeven aan de steeds verder opdringende zee. Bovendien was het nog erg ondiep in de Westerschelde. Voorts is dit een situatie van na de St-Maartensvloed van 1375 en de St-Elisabethvloeden, waarvan die van 1404 met name veel invloed heeft gehad.
Opmerking redactie: In het begin van de Middeleeuwen was "De Honte" een smalle zoetwaterrivier die later verbinding kreeg met de Schelde; ook invloed van de Noordzee werd steeds groter            

Buitensporige veenwinning
De St.-Maartensvloed heeft een groot deel van West-(zeeuws)Vlaanderen onder water gezet. Zelfs in het Oosten liep de boel onder als gevolg van buitensporige veenwinning. De Braakman ontstond en na 1404 kwam daar een tweede ondiepe geul bij, waardoor Biervliet een eiland werd. Het gaat dus niet alleen om de oppervlakte, zoals op dat plaatje, maar ook om de diepteligging en de hoeveelheid onbedijkt land. Ook de verziltingsopbouw was veel en veel lichter dan nu het geval is. Dat we daarna weer aan het herstellen gingen waar het voldoende hoog opgeslibd was, is logisch.
Militaire inundaties
Door de militaire inundaties tijdens de 80-jarige oorlog (1568-1648) waarbij 3/4 van Zeeuws-Vlaanderen onder water werd gezet, veroorzaakte het, naast de ellende voor de polders, die men niet in de hand had, ook een enorme erosie van de Westerschelde als gevolg van de veel grotere debieten vanuit zee over de Westerschelde om al dat land te voorzien van vloed en eb.
Dit veroorzaakte eveneens het verlies aan polders langs de Westerschelde als gevolg van bezwijken van die beperkte dijkjes door de sterke stroming bij onder meer de Nieuwhofpolder (nu platen van Ossenisse), de Valkenissepolder (nu plaat van Valkenisse) en in 1715 de Polder van Namen (nu deel van het Land van Saeftinghe).

De zee bracht het zand terug
Toen na langdurige opslibbing van de geïnundeerde en geërodeerde polders het land weer werd hersteld door bedijking, werd het getij-volume minder en namen de stroomsnelheden op de Westerschelde af. De Westerschelde was toen zo geërodeerd, dat de zee in plaats van sediment te ontvangen, bijdroeg aan herstel van de Westerschelde, die te ruim was, door sediment te leveren. Normaal hoort de zee vanuit een estuarium het overtollige sediment te ontvangen voor de voordelta. De zee leverde tussen 1875 en 1950 nog zo’n 100 miljoen kubieke meter zand, dat we in de tweede helft van de 20e eeuw er weer in sneltreinvaart tegennatuurlijk uit haalde.
Onnatuurlijk verlies aan sediment, zandwinning en ontpoldering
Sediment wordt verloren aan de Zeeschelde, die door de Vlamingen veel te ruim is gemaakt, en nog altijd vindt zandwinning op de Westerschelde en de Zeeschelde plaats. Het gaat dus om menselijke ingrepen in de fysische natuur van de Westerschelde en Zeeschelde. De Westerschelde gaat nog steeds achteruit of die poldervernietigingsprojecten nu uitgevoerd worden of niet.
Van natuurherstel is geen sprake. Als de bedoeling van het kaartje was om poldervernietiging (ontpoldering en afgraven naar eigen genoegen) logisch te maken, dan moet men ook promoten dat de bodem van de Westerschelde weer drastisch omhoog gebracht wordt en de verzilting sterk teruggedrongen.
Averechtse planvorming
Als uitgangspunten voor de plannen voor de Zuidwestelijke Delta werden veiligheid en zoetwaterhuishouding genoemd. Uit de toelichting bleek echter dat dit niet het geval is.
Men kiest er voor de Zuidwestelijke Delta te verzilten en onze zoetwaterstellingen terug te trekken. Al weer het ingrijpen voor een belangengroep, nu ten faveure van een ‘zoutwatergetijde mode’. De zoetwaterhuishouding is gebaat bij het zover mogelijk brengen van zoetwater naar de kustlijn. Ook al zou het laatste deel brak zijn. Zo weerstaat het de zoutindringing zo goed mogelijk. 
Het beleid voor een zout Volkerak-Zoommeer is fundamenteel onjuist, net als het Kierbesluit Haringvlietsluizen en een extra gat in de Brouwersdam.
Geleiden van stromingen
In het kader van de veiligheid gaat het om het zo goed mogelijk geleiden van de stromingen. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van terp naar bedijking naar kustlijnverkorting. Daar moet niet aan gesleuteld worden. Maar ja, als de waterloopkundige discipline niet primair bepalend is waar dat hoort, krijgen we elk wat wils plannen rondom de lobby voor zoutwatergetijdegebieden zo ver mogelijk landinwaarts.
Ik zie deze ontwikkeling met lede ogen aan. Het kan hooguit een halve eeuw duren en dan wordt het weer teruggedraaid. Zonde van de verspilde algemene middelen.
Ir. W.B.P.M.(Wil) Lases.

Het plaatsen van dit artikel is bedoeld om nog maar eens duidelijk te maken hoe er scheve veronderstellingen zijn gebruikt of wellicht is het ontbreken van de juiste kennis de oorzaak geweest dat zo ondoordacht is gehandeld en besloten.
Het onder water zetten van polders aan de Westerschelde om bij te dragen aan natuurherstel is tegen de natuur in.
Als men de natuur zijn gang laat gaan slibt de Westerschelde verder dicht en zorgt zo vanzelf voor meer landaanwinst en een voedselrijke Delta.